Begin van de lockdown: spelen en samen zijn
Lange tijd dacht ik dat het eigenlijk best goed ging met mij en mijn gezin tijdens de lockdown. Maar nu, acht weken verder, begin ik daaraan te twijfelen.
In het begin voelde ik vooral ontspanning.
Geen ochtendspits om de kinderen op tijd op school te krijgen. Geen gehaast in de avond om eten op tafel te hebben vóór de sporttraining begon.
Ik begon met skeeleren en deed oefeningen thuis. En als het droog en niet te winderig was, gingen we als gezin — of een deel ervan — naar buiten om tafeltennis te spelen.
Thuisonderwijs en de druk om te controleren
Na twee weken begon het thuisonderwijs. Mijn man en ik kregen er een extra taak bij: motiveren, begeleiden, huiswerk controleren, en nóg meer motiveren.
De kinderen kozen er vaak voor om op hun eigen kamer te werken, wat het voor ons lastig maakte om te zien waar ze mee bezig waren. En als we dan gingen kijken, zaten ze niet zelden achter een game of een filmpje.
Ik vond het vreselijk om de ‘controleur’ en ‘aandrijver’ te zijn.
Ik zie mezelf juist als iemand die mijn kinderen wil helpen omgaan met de wereld — niet als degene die de eisen van die wereld op hen uitvoert.
Het maakte me gestrest en overbelast.
Thuiswerken zonder plezier
Mijn man en ik werken al jaren vanuit huis, dus we dachten: dit kunnen we wel aan.
Maar toen het project van mijn man afliep en ik de hele dag werkte aan workshopmateriaal voor later, raakten we onze motivatie kwijt.
We wisten niet meer hoe we het plezier in ons werk terug konden vinden.
Misschien was dit specifiek voor ons, maar ik vermoed dat veel mensen in de coronatijd iets soortgelijks hebben ervaren.
Een keer per week naar kantoor rijden en mijn collega’s weer zien, na drie weken alleen thuiswerken, hielp mij enorm.
Nieuwe betekenis, nieuwe mensen
Ik had graag empathie willen geven aan overwerkte collega’s in de verschillende afdelingen van de psychiatrische kliniek. Maar die vonden helaas de weg naar onze gezellige ruimte met heerlijke koffie niet.
Als ik vroeg hoe het ging, zeiden ze: “Het gaat wel,” en renden meteen door naar hun volgende taak.
Na drie vrij wanhopige weken vond mijn man een collega om elke dag mee samen te werken via video.
En ik vond vier geweldige, bevlogen collega-trainers — samen begonnen we de Dutch Parent-Hotline.
Dat gaf ons allebei weer zin, richting en verbondenheid.
Langzaam steeds verder van elkaar
Een paar weken later merkte ik opeens: ik miste het contact met de mensen van wie ik houd.
We zaten allemaal op onze eigen kamer, en zagen elkaar alleen nog bij het eten, tafeltennis of soms een rondje fietsen of skeeleren.
Ik had echt verandering nodig. Dus regelde ik een afspraak met mijn goede vriend en empathie-maatje.
Twee keer zei hij dat hij me afstandelijker vond dan normaal.
Eerst dacht ik: dat komt vast omdat ik met mijn hoofd nog bij werk zat.
Een denkbeeldige deken als bescherming
Pas drie dagen later drong het echt tot me door: hij had gelijk.
Ik wás afstandelijk.
We gingen er samen voor zitten en hielden een sessie.
We begonnen bij hoe ik me voelde — op dat moment, in die dagen.
Gaandeweg kwam er een beeld bij me op: een zware, warme deken.
Die deken beschermt me.
Tegen het verdriet dat ik mijn vrienden en familie niet mag zien.
Tegen de schrik die ik voel als ik in de supermarkt, op straat of in het park te dicht bij iemand dreig te komen.
Pijn, afstand en innerlijke opstand
Die deken beschermt me ook tegen het verdriet dat ik mijn lieve collega-trainer niet mag omhelzen als we elkaar tegenkomen.
Tegen de angst en schrik die ik voel als mijn zoon wordt uitgefoeterd door een vrouw in het park omdat hij — verdiept in ons gesprek — op 1,20 meter afstand langs haar fietst.
En die deken beschermt me tegen het verlangen naar lichamelijke nabijheid met de mensen die ik liefheb.
Tegen het besef dat ik me niet alleen distantieer van vreemden of collega’s — maar ook van mijn dierbaren.
En zelfs van mezelf.
Dromen over knuffelen
Ik realiseer me nu: deze sociale afstand maakt me ziek.
Het doet mijn ziel pijn.
Er komt een soort opstand in me omhoog, iets dat ik herken van mijn vader.
Ik zou willen zeggen: ik doe dit nooit meer, zo’n extreme vorm van afstand houden.
Als er ooit nog een epidemie komt en ze vragen ons weer om afstand te houden, dan schreeuwt mijn hart om een manier om vroeg besmet te raken. Zodat ik daarna — hersteld — veilig mag knuffelen, aanraken, dichtbij zijn.
De eerste stappen terug naar leven
Ik zou dan een T-shirt dragen met:
“FREE HUGS! Ik ben hersteld van xx — ik ben immuun en veilig.”
Die gedachte — die fantasie — geeft me kracht en hoop.
Ik voel hoe ik weer contact maak met het leven.
Met vreugde.
Maar op dit moment zit ik nog steeds in de put.
Dus stel ik mezelf de vraag:
Wat kan ik nú veranderen, om me weer levendig en vrij te voelen?
Voorzichtig weer verbinden
Ik mis dansen met mensen.
Knuffels bij een begroeting of afscheid.
Dicht bij elkaar zitten, ontspannen, met vrienden of familie.
Gewoon op mijn gemak zijn met anderen — op werk, in het café, in de supermarkt, op straat.
En tegelijkertijd wil ik mensen veilig houden.
Mijn collega’s, mijn familie, mijn vrienden. En ook de vreemden die ik niet ken.
Ik heb mezelf beloofd dat ik weer contact ga zoeken.
Voorzichtig, stap voor stap. Eerst buiten wandelen en praten — op veilige afstand.
En als het weer wat losser mag, hoop ik dat ik mensen kan uitnodigen voor thee, een goed gesprek… misschien een bordspel.
Ik ben benieuwd hoe mijn verhaal bij jou binnenkomt.
En ik ben ook benieuwd: wat doe jij om deze lockdown door te komen?
Voel je vrij om jouw ervaringen te delen in de reacties.