Home > Blog > Grenzen stellen en voor mezelf opkomen

Home > Blog > Grenzen stellen en voor mezelf opkomen

Grenzen stellen en voor mezelf opkomen

door | nov 5, 2019 | Persoonlijke groei

Maart 2018 — een treinreis na een zware week

Vorige week reisde ik terug van het helpen verhuizen van mijn moeder naar een verzorgingshuis. In de trein zag ik een man van een jaar of zestig op mijn gereserveerde plek zitten.

Hij was zo’n type waarvan ik een beetje de kriebels krijg.
Ik zei dat hij op mijn gereserveerde stoel zat.
Hij verontschuldigde zich, stond op en liet me bij het raam zitten. Zijn jas hing nog naast mijn zitplek. Als ik mijn eigen jas wilde ophangen, zou die over de zijne komen te hangen.

En ik rook op een meter afstand al dat hij een roker was.

Na een korte aarzeling pakte ik zijn jas van de haak, gaf hem aan hem terug en zei:
“Ik heb liever dat u deze meeneemt. U rookt, en anders ruik ik dat de hele dag.”

Hij accepteerde het — en ik zat stil

Volgens mij was hij een beetje verrast, maar hij nam de jas aan en legde hem op het bagagerek.

Ik ging zitten, redelijk ontspannen, al voelde ik me licht ongemakkelijk met hem naast me.
Ik dook snel mijn eigen bubbel in: lunch, lezen, een beetje werken.

De drang om een praatje te maken — want dat hoort zo, toch, goed opgevoed en beleefd — weerstond ik bewust.
Ik had behoefte aan rust en een eigen plek.
En ik was blij dat ik die ruimte voor mezelf kon maken.

Pas later voelde ik: dit was nieuw

Pas die avond, toen ik het mijn man vertelde, besefte ik hoe groot deze stap voor mij eigenlijk was.

Een paar weken eerder had ik dit nooit gedurfd.
Dan had ik mijn jas over de zijne gehangen, zó dat ik de zachte voering van mijn jas tegen zijn jas drukte om maar zo min mogelijk geur op mijn gezicht te krijgen.

Ik had een praatje gemaakt. Of me op z’n minst schuldig gevoeld dat ik dat niet deed.

Wat gaf me deze kracht?

Mijn diepgewortelde overtuiging — “ik moet aan elke (onuitgesproken) verwachting voldoen, anders heb ik geen bestaansrecht” — ken ik al sinds ik klein ben.

Die maakte dat ik me altijd aanpaste.
Ik stak voortdurend mijn grenzen over.
Zat braaf stil in klassen en vergaderingen, terwijl mijn lijf snakte naar beweging.
Ik haalde goede cijfers, maar mocht nooit te veel opvallen.
Ik zoende mannen, terwijl ik eigenlijk niet wilde.

Hoe ik mijn grenzen ben gaan herkennen

Sinds vorige zomer ben ik actief bezig met mijn grenzen.
Ik reflecteer op situaties, geef workshops over persoonlijke ruimte, en ontdek hoe verschillend mensen grenzen ervaren.

Ik heb processen gedaan over momenten waarop ik geen grens trok.
Ik heb in rollenspellen geoefend hoe ik wél mijn grens kan stellen in vergelijkbare situaties.

En toen viel het kwartje

Vorige week, tijdens een uitwisseling met een collega, herkende ik het écht:
Die oude overtuiging is nog steeds actief in mij.

“Ik moet aan elke verwachting voldoen, anders mag ik er niet zijn.”

Ik voelde de beklemming ervan en ook de boosheid. Nee! Ik wil dit niet meer. Ik wil vrij zijn.

Maar meteen kwam ook die andere gedachte op:
“Als ik ‘nee’ zeg, dan kwets ik mensen. Dan stel ik ze teleur. En dan verlies ik mijn bestaansrecht.”

Ik voelde letterlijk in mijn lijf hoe die innerlijke strijd me verlamt.
Ik voelde wanhoop en overprikkeling. En ik voelde ook het diepe verlangen naar vrijheid, autonomie, onvoorwaardelijke acceptatie en liefde.

Door contact te maken met die overtuiging — én met mijn gevoelens, lichaamssensaties en verlangens — is er iets veranderd.
Alsof ik, stapje voor stapje, loskom van dat knellende patroon.

Het werk is niet klaar — maar ik vier het nu al

Het is nog niet af. Maar ik blijf oefenen.
En ik vier nu al de kracht die het me geeft.

De kracht om te zeggen:
“Ik heb liever dat u uw jas meeneemt.”
En dat ik me daarna maar een béétje schuldig voel — in plaats van compleet.